dinsdag 12 april 2011

Waarom wel of niet …

Stel je even voor:

Tijdens de begrafenis zegt de huisarts tegen de alleen achterblijvende moeder van 6 kinderen:
Tja, het was te verwachten: 60 uur werken per week is ook veel te veel …

Of deze:

Na een nieuwbakken moeder te hebben geholpen met de geboorte van haar eerste kindje dat met enig ondergewicht ter wereld kwam zegt de verloskundige:
Dat krijg je als je rookt tijdens de zwangerschap …

En wat vind u van deze:

Zegt de fysiotherapeut tegen de cliënt die hij aan het behandelen is:
Dat ontstaat als je teveel achter de pc zit …”.

Of:

Jehova-getuige tegen iemand die hij lastig valt aan de deur i.c. waar hij het ware geloof komt verkondigen:
In de hemel is alleen plaats voor een beperk aantal ware gelovigen …
(even daargelaten of de betreffende getuige daar zelf wel bij hoort, wat dan precies ‘ware gelovigen’ zijn en/of er überhaupt voldoende ruimte/plaats is voor alle Jehova-getuigen die zichzelf tot de 'ware gelovigen' rekenen)

Nog één dan:

Specialist tegen de kortademige dame tegenover hen:
Maar mevrouw … u bent ook veel te dik / zwaar …

Allemaal uitspraken die je de wenkbrauwen doet fronsen (althans de mijne wel).

En toch … worden ze veel vaker gebruikt dan u zou denken.

Niet alleen bot en onnadenkend maar zelfs grof en gespeend van enig gevoel.

En toch hoor je de volgende overal maar klakkeloos herhaald worden (op zich – om ook maar even bot te zijn – al een dom gebeuren: napraten zonder nadenken) zonder dat iemand zich er aan stoort:
Je bent wat je eet

Op internet hoef je nauwelijks te zoeken. Het aantal praktijken, adviseurs, deskundigen en na-praters dat deze botte kreet gebruikt is enorm.

Minimaal zou dat een teken moeten zijn, dat de persoon die deze kreet gebruikt (en zelfs aan anderen toevoegt) zelf niet bepaald nadenkt.

Dat geeft te denken … :-)

Misschien moeten we dan maar massaal deze papagaaien mijden en hen vooral juist niet consulteren.
Als je immers zelf niet nadenkt (even terzijde gelaten dat je voorgangers ook al niet hebben nagedacht) … in hoeverre mag er dan van je verwacht worden dat je over datgene dat je aanbied na het hanteren van die kreet, wel hebt nagedacht.

In ieder geval, heb je in mijn visie de schijn al tegen.

maandag 11 april 2011

“Je bent wat je eet” onjuiste voorstelling van de realiteit

Je bent wat je eet” is een veelgehoorde uitspraak die, bij zoeken met Google, ongeveer 2.700.000 hits in 0,07 seconden van zowel discutabele als meer gezaghebbende bronnen oplevert.

Het is echter sterk de vraag of deze uitspraak wel correct is.

De achterliggende gedachte die telkens weer opduikt in relatie tot deze uitspraak is, dat je lichaam en geest zich in meerdere of mindere mate aanpast aan de voeding die genuttigd wordt. Sterker nog: er worden uitspraken gedaan als zou je slanker, gelukkiger en gezonder worden door je voeding aan te passen.

Vanuit de simpele gedachte kijkend, dat bepaalde voeding een bepaald effect op ons lichaam/geest heeft (zal hebben, kan hebben), is de denkwijze natuurlijk niet verkeerd. Door ‘gezonder’ te eten wordt je gezonder, door voeding te gebruiken die je een prettig gevoel geeft zul je mogelijk een gelukkiger gevoel krijgen. Door voedsel te gebruiken dat je lichaamsgewicht doet afnemen (of tenminste niet toenemen) zul je slanker worden.

Maar … als dat waar zou zijn, zou toch iedereen slanker, gelukkiger, gezonder zijn? En helaas laat de praktijk zien, dat die uitspraak niet opgaat. De vraag die gesteld zou moeten worden is dan ook: Waarom eet niet iedereen het voedsel dat hem/haar maakt tot wie hij/zij wil zijn en wordt derhalve niet iedereen slanker, gelukkiger, gezonder?

Duizenden diëtisten in Nederland (en ongetwijfeld de rest van de wereld) geven dagelijks voedingsadviezen aan mensen om iets specifieks te bereiken: gezondheid (of tenminste verbetering van de gezondheid of voorkomen van nog ongezonder worden), lichaamsgewicht en soms zelfs geluk.

En toch blijkt dat advies niet te werken (een beetje gechargeerd: meestal werkt het wel, tijdelijk). Of misschien moeten we zeggen: de mens die dat advies krijgt, lukt het zelden zich er dusdanig aan te houden dat het doel bereikt wordt.

In de visie van de schrijver heeft dat te maken met een simpel gegeven:

“Je eet wat je bent”

Het is te eenvoudig om te zeggen dat het wijzigen van het voedingspatroon uiteindelijk leidt tot het behalen van het gestelde doel als er geen aandacht wordt besteedt aan het feit dat er mechanismen in het lichaam/de geest werkzaam zijn, die zich verzetten tegen die wijziging.

Hoe groter de wijziging, hoe sterker het verzet en hoe minder kans van slagen.

Wij mensen zijn, op exact dezelfde wijze als dieren en planten, in het ‘bezit’ van een mechanisme dat er voor heeft gezorgd dat wij vanuit de grijze oertijd tot de hedendaagse tijd hebben kunnen overleven: Het overlevingsmechanisme.

Hiernaast ‘bezitten we nog veel meer van die mechanismen waarover we in wezen maar weinig te vertellen hebben en in ieder geval weinig invloed op hebben omdat ze zetelen in de oudste delen van onze hersenen.

Het overlevingsmechanisme heeft, in de basis, maar een enkel functie: het voortbestaan van het systeem (wij als persoon) met daarnaast als nevenfunctie de instandhouding van de soort (het voortbestaan van de mensheid). In beginsel is het een volkomen egoïstisch systeem.

Ten koste van alles zorgt dat systeem er voor dat wij (net als een willekeurig dier of plant) blijven bestaan, in leven blijven. Desnoods ten koste van onze omgeving. Dat systeem is even simpel als complex: het is gebaseerd op instandhouding van status quo.

Vanuit die wetenschap, mag al vooraf bedacht worden dat elke wijziging (ook daar waar het de voeding betreft) alarmbellen doet afgaan in het overlevingsmechanisme en daarmee op felle weerstand stuit.

Het overlevingsmechanisme zal, omdat het veelal niet anders kan, noodgedwongen meegaan in de verandering maar zal zowel het lichaam als de geest blijven activeren om terug te keren naar het oude patroon en zo de status quo te handhaven. Zelfs na langere tijd, heeft het overlevingsmechanisme zoveel macht, dat het bij de kleinste verzwakking in zal grijpen en aanzetten tot terugkeer naar de oude patronen.

Ergo kun je stellen, dat het overlevingsmechanisme je aanzet om dat te eten dat bij je past (vanuit een heel traag en langdurig leerpatroon, ook al zo’n leuk mechanisme) en dat je dus in deze context niet bent wat je eet, maar eet wat je bent.

donderdag 7 april 2011

Zwart/Wit wereld

Wereld zonder grijstinten, zonder vragen, zonder twijfel, zonder ... leven.

De ideale wereld die de brulkikkers van de antikwakers voorstaat.

Na een langdurige en kostbare universitaire opleiding, waarover de meeste studenten jaren langer doen dan er voor staat, zijn de afgestudeerden in staat keurige Latijnse benamingen te hangen aan de (ziekte-)problemen waarmee andere mensen (ze heten dan opeens: 'patiënten') hen consulteren. Via een aangeleerd ja/nee-beslisdiagram komt de gemiddelde afgestudeerde tot een 'diagnose'. Een werkwijze die in de meeste gevallen veel beter, effectiever en foutlozer middels een computer uitgevoerd kan worden.
De bedoelde 'patiënten' zijn dan opeens 'lijdend aan een ziekte' en uiteraard alleen te helpen door de afgestudeerde die immers de wijsheid in pacht heeft (gekregen).

Om die 'patiënt' te helpen begint de afgestudeerde 'wijze' een serie experimenten: Uit de brede keuze aan mogelijkheden wordt er een gekozen en gestart in de hoop dat het werkt. 'Geneest' de 'patiënt' (even los van het werkelijke feit of de afgestudeerde enerzijds of de ingezette 'behandeling' anderzijds daar ook maar iets mee te maken heeft), dan slaat de afgestudeerde zichzelf op de borst en bazuint rond dat hij/zij de 'patiënt' genezen heeft.
'Geneest' de 'patiënt' niet, dan wordt eenvoudigweg naar de volgende benadering ofwel experiment gegrepen.
Mocht tussentijds de 'patiënt' genezen, dan is het uiteraard de afgestudeerde die dit heeft veroorzaakt en wordt alsnog de loftrompet op het behaalde resultaat en de eigen onfeilbaarheid gestoken.
Echter: In geen enkel 'geval' van genezing is aantoonbaar dat het daadwerkelijk het ingrijpen van de afgestudeerde en in nog mindere mate de eventuele toegepaste medicatie betreft die de 'genezing' heeft veroorzaakt.

Zie hier de contradictie: Precies datgene waarvan deze afgestudeerden in de gereguleerde "genees"-kunde de gebruikers van CAM betichten, is onverkort op henzelf van toepassing.

Waarom dan de strijd die deze brallers aangaan?

Stel je voor dat je na 6 tot veel-meer-jaar moet erkennen dat je eigenlijk niemand kunt genezen ... waar is je opleiding dan goed voor geweest? Om mooie namen, die geen enkele 'patiënt' begrijpt, aan een probleem te kunnen hangen? Om, met toestemming van de wetgever, te mogen experimenteren op levende mensen? Om, als het fout gaat, gevrijwaard te zijn van vervolging? Om de eer op te kunnen eisen als de 'patiënt' geneest ook al weet je absoluut niet waardoor?

Natuurlijk heeft de gereguleerde geneeskunde haar positieve kanten, dat zal geen weldenkend mens ontkennen. Gelijktijdig zal geen weldenkend mens ontkennen dat ze niet DE oplossing is en zeker niet alles kan en niet ooit zal zijn of kunnen. Een ieder die dat wel beweert zou wegens geestelijke problemen direct in een, door diezelfde geneeskunde opgerichte, behandelinrichting moeten worden geplaatst waarbinnen via nog experimentelere methoden en nog minder werkelijk resultaat de aldaar opgeslotenen een leven van ellende tegemoet gaan.

Op basis van een door henzelf geregisseerde wetenschap die binnen een strak denkraam (paradigma) poogt verklaringen te vinden voor zaken waarvan ze de basis niet eens begrijpoen (er bestaat binnen de wetenschap niet eens een definitie en verklaring van/voor leven, dus hoe zou men in vredesnaam leven moeten onderzoeken).
De principes ooit gebaseerd op levenloze materie probeert men daarin van toepassing te maken op leven, een vooraf al doodlopende weg.

Dankzij het toepassen van een 'wetenschap' bedoeld voor het onderzoek van dode materie is ook de kwakersbeweging niet in staat antwoorden te vinden. Sterker nog: op basis van zelfbedachte regels en regelgeving heeft men zelfs de hoogmoed om alles dat niet verklaarbaar/bewijsbaar is via een verouderde/niet-toepasbare 'wetenschap' als niet bestaand, onwerkzaam en dus (in hun ogen) verboden te verklaren. En dat, terwijl we in de dagelijkse praktijk kunnen zien dat er wel werkzaamheid is, het wel bestaat en de grondwet aangeeft dat het niet verboden kan worden. In plaats van, zoals een echte wetenschapper zou doen, de gebruikte 'wetenschap' ter discussie te stellen en op zoek te gaan naar beter passende wetenschap (overigens: een grote groep echte wetenschappers doet dit al en die vallen dan ook niet onder deze bekrompen groepering), blijft men oogkleppen dragen om de eigen 'deskundigheid' niet ter discussie te hoeven stellen.

Bijna nog erger is, de verwerpelijke werkwijze van deze groepering die alles dat de schijn heeft te werken, via slinkse wegen inpikt en zogenaamd 'regulier' maakt waarna het opeens het alleenrecht van deze groepering wordt om het te mogen toepassen en als 'regulier' bestempeld wordt. Waar een fatsoenlijk wetenschapper de eer zou laten waar ze hoort, pikken deze machtswellustelingen gewoon in wat ze kunnen gebruiken en proberen zelf met de eer te gaan strijken.

Waarom is eigenlijk de reguliere geneeskunde (RG) regulier?

Niet omdat ze de beste oplossingen heeft, niet omdat ze 'patiënten' geneest. Niet omdat ze zo enorm kundig en vaardig zijn.
Nee ... omdat ze de middelen die ontwikkeld worden door de farmaceuteraars verspreiden. In wezen zijn ze niet veel meer dan de zetbaasjes van de winstgevende kliek farma-bedrijven die miljarden verdienen (terwijl ze gelijktijdig niet eens in de gaten hebben dat ze gebruikt worden door deze miljarden verdienende grootste industrie).

En werken dan die farma-rommeltjes? Nee, ook dat niet eens: het overgrote deel van de door de zetbaasjes geadviseerde (lees: voorgeschreven als in 'dit moet je gebruiken anders help ik je verder niet meer') middeltjes werkt niet eens bij het overgrote deel van de 'patiënten' waaraan ze worden voorgeschreven. Immers: de wetenschapstoepassing van de farma's is gericht op het niet teveel gebruikers laten doodgaan en bij zo'n 40% van de gebruikers ENIGE reactie veroorzaken. Dat daarmee het middel bij 60% niet werkt is bijzaak. Zolang er maar flink verdiend word.
Op zich nog steeds geen probleem als de zetbaasjes wisten wat ze deden en in staat waren te bepalen bij welke van hun 'patiënten' welk middel daadwerkelijk past en werkt. Maar dat is dus niet zo.
Ziehier de reden waarom farma-rommel naast aids en kanker als 3e grootste oorzaak van overlijden gekenmerkt is.

Is CAM dan zoveel beter?

Nee, dat beweert ook geen weldenkend mens.
Wel heeft CAM, net als RG, haar benaderingen waar ze wel goed in zijn en die werken. Vooral op het gebied van aandacht voor mensen en begeleiding van chronische problemen blijkt steeds weer CAM torenhoog boven RG uit te steken. Maar dat terzijde.
In tegenstelling tot wat RG graag wil, kan het natuurlijk niet zo zijn dat benaderwijzen die al vele honderden tot duizenden jaren, blijkens het enige criterium dat bestaat voor werkzaamheid: het lichaam, effectief is zomaar verwezen wordt naar het rijk der fabelen.
Een beetje wetenschapper snapt dat hierin de oplossing niet ligt, alleen de veren in eigen kont. Een beetje wetenschapper stelt de eigen wetenschap ter discussie als deze niet kan aantonen wat blijkens de praktijk werkt. Een beetje wetenschapper zou samenwerking voorstellen om samen tot meer resultaat te komen.

Maar niet de brulkikkers van de antikwak-sekte.

Deze brulkikkers gaan nog veel verder: ze willen alles dat niet door HEN geaccepteerd is, verbieden. De mens het recht op zelfbeschikking ontnemen. En daarvoor gaan ze ver, heel ver.
Waar ze de eigen benadering niet kunnen verklaren, vragen ze die wel van CAM. Waar ze eigen werkingsmechanismen niet kunnen bevestigen, vragen ze die wel van CAM. Waar ze niet kunnen onderbouwen ooit iemand genezen te hebben, vragen ze dat wel van CAM. En ga zo maar door.

Zonder zelf ooit antwoorden te geven, vragen ze die aan een ieder die hun zienswijze niet volgt.
Gelijktijdig heeft deze sekte zich tot doel gesteld alles dat niet strookt met hun (beperkte/beperkende) visie uit te roeien met wortel en tak.

Om dat te doen volgen ze een heel simpel maar onjuist principe: een ieder die RG en de zogenaamde (maar niet werkelijk bestaande) wetenschappelijke geneeskunde (WG) aanhangt en, mits daarvoor via een papiertje van een uni gecertificeerd, uitvoert is GOED en veilig.
Een ieder die verder kijkt, of op welke wijze dan ook ziet dat de redenatie van de sekte niet klopt, die de benadering van de zogenaamde RG/WG ter discussie stelt (kortom: iedereen die niet de letter van hun idee volgt) wordt bestempelt tot kwakzalver en is daarmee opeens 'vrij wild' waarop meedogenloos gejaagd mag worden met alle middelen, ook al zijn die ver over de grenzen van fatsoen en vooral: wetenschap.

Deze simpele en vooral simplistische werkwijze houdt het eigen nest schoon: elke gebruiker en toepasser van CAM is hierdoor kwakzalver maar ook elke arts, uit eigen nest, die het aandurft verder te kijken, is daarmee kwakzalver en paria (wat de kwakerssekte betreft). Gebruikers van CAM worden als geestelijk onvolwaardig, misleide of anderszins gestoorden gezien die in het gareel geslagen moeten worden.

Niet-artsen die, zoals duizenden jaren normaal was en nog steeds gebruikelijk is (kijk maar naar wat moeders nog steeds doen voor hun kinderen), anderen ondersteunen met elk beschikbaar middel (zoals artsen hebben gezworen toen ze hun certificaat ontvingen) moeten minimaal veroordeeld worden en zo 'buitenspel' gezet worden. Artsen die inzien dat ze met hun opleiding niet kunnen wat ze beloofd is en proberen wegen te vinden om wel iets wezenlijks te betekenen voor hun patiënten worden aangeklaagd en tot kwakzalver bestempeld.

Artsen die zien dat hun benadering veelal schade veroorzaakt (en vaak de dood) en andere wegen zoeken die passen bij de wens van de patiënt (zoals ze ook hebben beloofd geen schade te veroorzaken) worden uitgekotst door deze bekrompen sekte en tot kwakzalver gebombardeerd.
De enige die niet aangeklaagd wordt en veilig is, is juist diegene die aangeklaagd zou moeten worden wegens het toepassen van voor grote groepen 'patiënten' onwerkzame behandelwijzen en voor nog grotere groepen onwerkzame medicatie zijn ... juist ... de antikwakjes zelf.

Zoals altijd maakt deze sekte gebruik van een op slinkse wijze verworven positie: de wetgever staat altijd boven de wet. In tegenstelling tot onze normale en op iedereen van toepassing zijnde wetgeving, houdt deze groepering er een eigen 'recht'ssyteem op na, het zogenaamde medisch tuchtcollege. Een groepje vakbroeders die de eigen aanhangers mag 'oordelen' en doorgaans zonder werkelijke veroordeling (zoals die voor elke Nederlander zou gelden) weg laat komen. Om te voorkomen dat er iets naar buiten lekt van het beschermen van de eigen bloedgroep, zijn de zittingen besloten en wordt zelfs geen openheid van de uitspraken gegeven.

Slechts in een minimaal aantal gevallen waarin de maatschappij al overduidelijk heeft aangegeven dat iets niet 'door de beugel' kan, zien we dat dit 'maatjes onder elkaar' gebeuren een lid straft met een ernstige straf als een tik-over-de-vingers en het advies dit niet-meer-te-doen (omdat het opviel?) of in de meest ernstige gevallen schorsing. Het aantal malen dat een vakbroeder uit het beroep gezet wordt is echter op de vingers van een hand te tellen terwijl het aantal gevallen waarin patiënten schade ondervinden van het handelen (volgens de wet-BIG strafbaar) of zelfs overlijden legio is.

In dit alles zien we een directe parallel met de wijze waarop vroeger het geloof werd verspreidt en afgedwongen.
Gelovigen waren goed, niet-gelovigen waren ketters en 'fout'. Gelovigen waren veilig en niet-gelovigen werden vervolgd (in een zekere periode zelfs in samenspraak tussen geloof en toenmalige 'artsen-gilde' vervolgd en veroordeeld als heks).
In die laatste situatie is nog weinig verandert. Nog steeds doet de kwakkies-sekte het voorkomen dat mensen die zelf durven denken behoren tot de 'heksen' en op de brandstapel of door verdrinking vermoord mogen worden.
Alles om maar te komen tot de simpele wereld die het, helaas verkeerd terecht gekomen, anti-kwakkie kan begrijpen: een zwart/wit wereld.

Aanhangers van deze sekte volgen blindelings het woord van hun voorganger, een zichzelf herhalende papagaai zonder wezenlijke kennis van hetgeen hij bestrijdt en volgens de door deze groepering zelf opgezette regels zonder meer in de classificatie dementerend vallende dwaas die aanbeden wordt, een geloofsfanaat die verblind is door de zelf aangemeten heerlijkheid. Logisch, aangezien twijfel een van de vele grijstinten vertegenwoordigd die te vuur en te zwaard bestreden moet worden.

Met boerenslimheid plaatsen deze geloofswaanzinnigen pionnen op sleutelplaatsen die, misleidt als ze zijn, voorkomen dat hun sekte ter verantwoording geroepen wordt en volgens de regelen der rechtspraak gestraft.

deel 5: Heeft CAM de potentie (ooit) volwassen te worden? Volwassenwording van het ondergeschoven kindje “CAM”

Adviezen

Het mag helder zijn, gezien het voorgaande, dat het onmogelijk is om adviezen te formuleren die het gehele CAM-gebied omvatten. Daarvoor is de scoop te breed. Bovendien kan, naar de mening van de auteur, meer effectieve winst behaald worden, als adviezen gedifferentieerd worden naar aandachtsgebieden.

Niettemin valt een enkel advies voor het gehele CAM-domein te formuleren: Om werkelijk serieus genomen te worden is het van absolute noodzaak dat het CAM-domein zich aaneensluit en een eenheid gaat vormen. Onderlinge verschillen zijn slechts marginaal van belang en de doelstellingen zijn voor allen overeenkomstig.

Een tweede algemeen advies kan geformuleerd worden met betrekking tot het aanhaken op reeds bestaande ontwikkelingen: het heruitvinden van het wiel is tijd en energie verspilling. Natuurlijk hoeft niet per definitie volledig aangesloten te worden of systemen aangenomen te worden vanuit het reguliere circuit. Het blijft echter zinvol en het bevordert de acceptatie, als bestaande ‘wielen’ gebruikt worden. Deels zie we dat al gebeuren (bijvoorbeeld ten aanzien van de beroepsprofielen) maar dit kan veel verder doorgevoerd worden.

Advies opleiding

Het startpunt van elk beroep is opleiding. Dat is dus waar het eerst naar gekeken moet worden. Uiteindelijk is dit ook de wijze waarop CAM ontdaan kan worden van de vele werkenden in dit gebied met onvoldoende opleiding.

Nederland is, op CAM-gebied, een paar honderd opleiders, van gevarieerd niveau, rijk. Het niveau van die opleiders loopt uiteen van workshops en cursussen via mbo-, mbo en mbo+ niveaus tot hbo-, hbo en hbo+ niveaus. Academische niveaus komen, naar mijn weten, niet voor. In dat aanbod zal eerst enige ordening moeten worden aangebracht.

Niveau van opleiding

We stellen eerst het niveau vast waaraan een “zelfstandig beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg” moet voldoen. Evenals in de reguliere gezondheidszorg mogen we, gezien verantwoordelijkheidsniveau en zelfstandigheid, uitgaan van een beroepsopleiding op hbo-niveau.

Dit niveau is voldoende om zelfstandig werkzaam te zijn, voldoende boven de materie te staan en gefundeerd beslissingen te kunnen nemen. Evenals meerdere beroepen in de, reguliere, gezondheidszorg is dit ook het niveau waarop, met de juiste opleiding, de behandelaar in staat moet worden geacht te beoordelen of een cliënt door hem behandeld kan worden of, op basis van de beschikbare informatie, (terug-)verwijzing naar het reguliere circuit of een andere behandelaar (andere discipline) geïndiceerd is. De betreffende behandelaar mag zelfstandig werkzaam zijn op basis van een goede opleiding en zonder voorafgaande verwijzing door een (regulier) arts aangezien de behandelaar in staat moet zijn zelfstandig een beroepsgerichte diagnose te stellen en te bepalen of er (mogelijk) contra-indicaties voor behandeling bestaan.

Omvang opleiding

Het voorgaande geeft al een groot aantal outlines waaraan de opleiding moet voldoen. Aanhaken op (vergelijkbare) onderdelen van bijvoorbeeld de (reguliere) opleiding tot fysiotherapeut kunnen helpen een opleiding vorm te geven.

In dat alles mag helder zijn dat ook de omvang van de opleiding vaststaat: een opleiding die niet voldoet aan de omvang van een hbo-opleiding kan dus ofwel als een mbo-opleiding (of lager) ofwel als een cursus omschreven worden (dit afhankelijk van de omvang en inhoud). Nog kleinere omvang hoort tot de workshops. Dat met een cursus of workshop NIET voldaan wordt aan een beroepsopleiding mag duidelijk zijn. Dat met een lagere opleiding als hbo-niveau geen zelfstandig werkend beroepsbeoefenaar wordt opgeleidt is een simpele conclusie.

Indicatie opleidingseisen zelfstandig beroepsbeoefenaar binnen de gezondheidszorg

Niveau: (minimaal) hbo-beroepsopleiding;
Omvang: 6720 SBU;
Studiepunten: 240 EC;
Verdeling: major/minor (minor 30 tot 60 EC);
Systeem: BAMA (Bachelor/Master);

Component buitenschools leren: Stage minimaal 30 EC, afstuderen minimaal 30 EC;

Eindbeoordeling mede op basis van een geschreven thesis/scriptie of publicatie;

Curriculum: geïntegreerde kennisblokken, competentie gericht onderwijs;

Medische basiskennis: (minimaal) 500 SBU;

Inhoudelijk beroepsgericht: (minimaal) 500 SBU;

Randvoorwaardelijk: modulen kennis reguliere gezondheidszorg,
basis menswetenschappen (psychologie, psychiatrie e.d.),
persoonlijke ontwikkeling en praktijkvoering.

Een opleider die bovenstaande niet kan volgen heeft mogelijk zijn opleiding niet op orde.
Een beroepsgroep die bovenstaande niet begrijpt, heeft mogelijk het toelatingsbeleid niet op orde.

Samenwerking/fusie opleiders

Elk van de, in Nederlands werkzame, opleiders kan slechts amper blijven functioneren door het geringe aantal studenten en heeft (mogelijk) te weinig middelen om de opleiding op niveau te brengen. Gelijktijdig mag gesteld worden dat veel opleidingen in specifieke delen van hun aanbod op een voldoende niveau onderwijs leveren maar te kort komen op andere punten.

Het is vanuit die gedachte te adviseren dat opleiders hun krachten bundelen en opleidingen doen samengaan. Sterke punten van elke opleiding afzonderlijk kunnen zo behouden worden en zwakke punten kunnen worden gecompenseerd. Gelijktijdig ontstaat door het toenemende aantal studenten meer ruimte (financieel gezien) om betere opleidingen te verzorgen. Het aanbieden van uitstroomprofielen en/of aanvullingscursussen, bredere of verdiepende minoren en andere mogelijkheden voortkomend uit beschikbaar onderwijs materiaal na opzet van het curriculum behoort dan tot de mogelijkheden.

Opleiders koepel

Aansluitend hieraan, zal registratie van opleiders via een instelling, stichting of koepel noodzakelijk zijn (een koepelorganisatie in de vorm van een stichting zou wellicht zinvol zijn). Geen registratie op vrijwillige basis maar registratie om op die wijze het recht te verkrijgen (door de koepel) gegarandeerde (eind-)getuigschriften te mogen afgeven. Op deze wijze ontstaat enerzijds eenheid met anderzijds voldoende ruimte voor eigenheid van de opleiding en gelijktijdig helderheid richting samenleving. Alleen opleiders aangesloten en (regelmatig) gecontroleerd (geaccrediteerd) door de koepelorganisatie mogen de gegarandeerde getuigschriften afgeven, niet geregistreerde opleiders kunnen hooguit hun eigen (en daarmee minder waardevolle) getuigschrift afgeven.

Opleidingsaccreditatie

In dat kader bevinden we ons meteen op het gebied van de, door veel opleiders nagestreefde, gebied van de (reguliere) accreditatie. Ten aanzien hiervan moet opgemerkt worden dat de (reguliere) accreditatie slechts een ‘papieren tijger’ is die uitsluitend de organisatie en ontwikkeling van de opleiding beoordeeld. De inhoud van de opleiding valt buiten de accreditatie. Door nu een systeem te ontwikkelen waarin naast een beoordeling van de koepelorganisatie (vergelijkbaar met accreditatie) ook de gebruikers (studenten, patiënten en patiënten organisaties) hun oordeel geven, ontstaat een betere beoordeling.

Ten overvloede kan gemeld worden dat de reguliere accreditatie onbereikbaar is geworden voor niet reguliere opleiders, tenzij zij hun opleiding in handen geven van een reguliere opleider (die hoogstwaarschijnlijk geen onderwijslicentie voor een dergelijke opleiding krijgt) en de opleiding zal omvormen tot een, binnen het reguliere onderwijs geaccepteerde vorm die zeer wel mogelijk weinig over laat van de originele doelstellingen.

Toegang opleiding

Opleidingen zijn in principe voor een ieder, die voldoet aan de eisen, toegankelijk. Het kan dus niet zo zijn, dat een opleiding uitsluitend toegankelijk is voor bepaalde doelgroepen. Een parallel met het reguliere hbo-onderwijs is adviseerbaar te volgen.

Verstandig is, om naast het curriculum ook het ingangsniveau te definiëren. Vastgelegd is, welke studenten(-groepen) toegang hebben tot hbo-opleidingen. Aanvullend kan worden bepaald dat, afhankelijk van de vooropleiding, zogenaamde vrijstellingen verkregen kunnen worden. Zo zouden artsen (wellicht) vrijstelling kunnen krijgen van alle medische basiskennis modulen (tenzij daarin elementen zijn verwerkt, zoals de energetische benadering, die artsen in hun opleiding niet leren). Bijgevolg zal de opleiding dus voor elke HAVO/VWO-verlater toegankelijk zijn met als toevoeging dat bijvoorbeeld artsen (of bijvoorbeeld fysiotherapeuten, verpleegkundigen en anderen) mogelijk vrijstellingen voor modulen ontvangen. De huidige opleidingen voor specifieke doelgroepen komen daarmee automatisch te vervallen, hetgeen de eenheid binnen CAM ten goede komt.

Registratie gediplomeerden

In de huidige situatie bestaan opleiders soms een periode en verdwijnen dan (doorgaans wegens gebrek aan financiële middelen). Naast het creëren van grotere en krachtiger opleidingscentra is het zinvol om gediplomeerden te registreren. Streven naar wijziging van en opname in een BIG-register is weinig zinnig en het is sterk de vraag of dit voordelen oplevert.

Wat wel zinvol is, is registratie van afgestudeerden in een register waarbij zowel het getuigschrift, de gevolgde modulen en bijbehorende cijfers en de opleider worden vermeld. Op deze wijze is ten alle tijden na te zien of een behandelaar daadwerkelijk over de juiste getuigschriften beschikt, ook nadat een opleider gestopt is. Door mogelijkheden te creëren om door buitenstaanders (patiënten, patiënten organisaties) een waardering aan de betreffende behandelaar te laten opnemen, is zelfs inzichtelijk te maken hoe deze behandelaar zijn beroep uitoefent. Het beschikbaar stellen van mogelijkheden om een (online en publiekelijk in te zien) portfolio op te bouwen zou zelfs inzichtelijk maken op welke wijze en in hoeverre een beroepsbeoefenaar voldoet aan de verplichting zijn beroep bij te houden en bijscholing volgt. Ook ontstaat zo inzicht in aanvullende en/of verbredende disciplines die een individuele CAM-behandelaar beschikbaar heeft.

Onderzoek

Opleidingen vormen per definitie de start van onderzoek. Studenten dienen tijdens hun opleiding veelal werkstukken te schrijven en klein onderzoek uit te voeren (sterk beperkt en zeer basaal). Tijdens stage en afstuderen worden al grotere en omvangrijker studies en onderzoeksprojecten uitgevoerd. Via thesis of scriptie wordt hier nog verder op doorgebouwd. Hoewel nog op hbo-niveau en dus beperkt, wordt hier de basis gelegd voor toekomstig onderzoek. Hierin moet bedacht worden dat opleiding gericht is op beroepsbeoefenaars en niet op wetenschappers (dat is het gebied van de academische opleidingen).

Advies beroepsgroepen

Ten aanzien van de beroepsgroepen is de situatie niet veel anders dan ten aanzien van de opleidingen. Voor een klein land als Nederland, zijn talloze beroepsgroepen beschikbaar allen met een te beperkte financiële armslag om werkelijk iets te betekenen.

Hier kan het advies relatief eenvoudig zijn: fuseer!

Het nodeloos in stand houden van beroepsgroepen voor specifieke doelgroepen op allerlei niveaus resulteert er in dat veel geld wegvloeit richting noodzakelijke besturen, administraties en andere overhead. Geld dat onthouden/onttrokken wordt aan het uitvoeren van de werkelijke doelstellingen. Samenvoeging van beroepsgroepen tot grotere en krachtiger beroepsgroepen maakt meer mogelijk, resulteert in meer middelen en meer invloed. Opzet van beroepsprofielen, waardering van getuigschriften, afhandeling van klachten, informatievoorziening en kennisgeneratie en –beschikbaarstelling kunnen, evenals meer en betere contacten met patiënten verenigingen en overheid, beter in groter verband ter hand genomen worden.

Advies onderzoek

Hoewel nog lang niet alles dat verbetert kan worden, is besproken, stap ik over naar het eind van het traject: onderzoek.

Niet eerder dan dat alle andere (voorliggende) problemen zijn opgelost, is het zinvol te starten met (wetenschappelijk) onderzoek. Zolang niet voldoende en op juist niveau opgeleide behandelaars beschikbaar zijn, is het nagenoeg onmogelijk om voldoende onderzoeksmateriaal te vergaren. Zolang beroepsgroepen niet meer financiële armslag krijgen, zijn zij niet in staat onderzoek te initiëren en te bekostigen. Zolang andere organisaties binnen CAM niet kunnen bouwen op voldoende en goed opgeleide behandelaars, ondersteuning van studerenden en sponsoring vanuit beroepsgroepen, zal ook hun onderzoek niet van de grond komen.

Daarbij kan worden aangetekend dat, nadat het onderwijs voldoende is gewaarborgd, eerder de kans bestaat dat de academische wereld belangstelling krijgt en academische opleidingen ontstaan. Op het moment immers dat een beroepsbeoefenaar na hbo-opleiding en eventuele post-hbo opleidingen verder wil ztuderen, zullen (hbo-)masteropleidingen ontwikkeld moeten worden en ontstaat van daaruit de opstap richting universiteit.

Advies maatschappelijke gedragenheid

In onze huidige maatschappij bepaald in grote mate de zorgverzekeraar welke behandeling vergoedt wordt. Deels is deze bepaling gebaseerd op een kosten/bate analyse en deels op opleiding. Zorg voor een goede opleiding maakt dat een zorgverzekeraar minder eenvoudig een vergoedingsverzoek kan afwijzen. Als daarnaast (zoals in veel disciplines al aangetoond) de kosten/bate analyse ook gunstig uitvalt, komt vergoeding vanzelf.

Krachtige en brede beroepsgroepen kunnen daarin beter en meer betekenen dan kleine zelfstandige deelgroepen.

Zoals eerder ten aanzien van veel (para-)medische beroepen verwijzing door een regulier arts voorwaarde was, die inmiddels op basis van de opleiding is herzien, zal het voorzien in de juiste randvoorwaarden ook de (verantwoorde) toegang tot de CAM-behandelaar verantwoordbaar maken.

Ten slotte

Het voorgaande laat zien hoe verdeeld het CAM-domein in al haar dimensies is en hoe weinig effecten de inspanningen tot op heden hebben opgeleverd. Dit, zonder die inspanningen te willen bagatelliseren of de effecten daarvan niet te zien.

Het is nu tijd geworden om inspanningen te bundelen en een weg te bewandelen die op korte termijn resultaten oplevert. Alleen zo kan voorkomen worden, dat CAM geheel ondergesneeuwd word en het ‘ondergeschoven kindje’ van de reguliere geneeskunde blijft.

Op relatief eenvoudige wijze kan op korte termijn een aantal maatregelen genomen worden die het CAM-gebied niet alleen verenigd maar daarmee ook sterker maakt en meer doelgericht. Het is tijd geworden dat de vele spelers binnen CAM hun eigen ego loslaten ten gunste van het uiteindelijke doel.

De keuze is eenvoudig en de gevolgen voorspelbaar: als de spelers binnen CAM niet snel hun ‘act’ op niveau brengen, zal het ‘kindje CAM’ zeer wel mogelijk een voortijdige dood sterven waardoor (soms) eeuwen oude behandelwijzen en kennis onthouden gaat worden aan de maatschappij. De wijze waarop nu gestreefd wordt integrale geneeskunde een plaats te geven is lovenswaardig maar de kans dat deze weg de resultaten oplevert die gewenst zijn is klein, gezien de enorme gebreken die nog steeds aanwezig zijn en die, in deze benadering, niet opgelost worden.

Met voorgaande adviezen worden niet alle problemen binnen het CAM-domein opgelost, daarvan ben ik mij pijnlijk bewust. Dat is echter ook niet het doel van dit schrijven noch van de adviezen. Doelstelling van deze bijdrage beperkt zich tot het signaleren en omschrijven van een deel van de problemen die CAM in haar ontwikkeling beperken. Ten aanzien daarvan, heb ik enkele adviezen geformuleerd die naar mijn bescheiden mening tot aanzienlijk resultaat kunnen leiden.

Of en in hoeverre de lezer iets doet met mijn signalen en/of adviezen is geheel aan de lezer: mijn functie in deze is uitsluitend de signalerende en adviserende. Dit, om later niet te hoeven zeggen dat ik het wel zag maar er niets mee heb gedaan en niet te hoeven horen dat ik mijn (persoonlijke) verantwoordelijkheden op dit gebied ontlopen heb.

Uiteraard zijn staat het bovenstaande qua zowel zienswijze als advies open voor discussie en zijn delen wellicht, al naar gelang de visie van de lezer, discutabel. Die discussie ga ik graag aan, niet in een verwijtende sfeer maar in een constructieve sfeer gericht op voortgang. Wat dat betreft sta ik open voor een ieders reactie en ben ik graag bereid mijn gedachten hierover nader toe te lichten.

deel 4: Heeft CAM de potentie (ooit) volwassen te worden? Volwassenwording van het ondergeschoven kindje “CAM”

Totaliserend

Uit het voorgaande mag helder blijken, dat het CAM-domein in al haar onderdelen rammelt en weinig samenhang kent.

Dat de wijze van ongeorganiseerdheid tot op heden van grote invloed is op het (nog steeds niet) kunnen innemen van een plaats binnen de gezondheidszorg en nog minder leidt tot waardering van andere (reguliere) beroepsbeoefenaars mag helder zijn. Hoe zou vertrouwen moeten ontstaan in een groep, als los zand aan elkaar hangende, behandelaars van veel verschillend (en vaak twijfelachtig) niveau? Hoe zouden CAM-disciplines ooit tot enige vorm van onderbouwing moeten komen als behandelaars niet tot nauwelijks samenwerken. Hoe zou helderheid moeten ontstaan als behandelaars geen inzicht willen geven (zelfs niet aan beroepsgenoten) over de door hen toegepaste behandelwijze? Hoe moet onderzoek plaats vinden als de niveaus van behandelaars zo verschillend zijn en de wijze van registratie verre van uniform genoemd mag worden?

Alles dat geconcludeerd kan worden over het beroepsgebied van de behandelaar binnen CAM leidt hooguit tot gefronste wenkbrauwen. Niets wijst er op dat, ondanks goed bedoelde initiatieven, CAM groeit richting volwassenheid.

Ik realiseer me, dat enkele aandachtspunten enigszins gechargeerd zijn weergegeven en wellicht (te) hard zijn beoordeeld. Toch doe ik dat bewust. Tot op heden worden veelal initiatieven juist heel positief weergegeven, evenals de marginale positieve effecten die gesorteerd worden. Die benadering bevordert echter, dat binnen CAM de gedachte is gaan leven dat het “langzaam maar zeker” vooruitgaat. Enerzijds waag ik dat te betwijfelen en anderzijds zou dit, zelfs als het waar is, resulteren in een toekomstige periode van vele tientallen jaren om tot de meest minimale vooruitgang te komen, zonder nog te spreken van het innemen van een plaats binnen de gezondheidszorg.

Om de vooruitgang te versnellen is het noodzakelijk dat CAM maatregelen neemt, stappen zet om tot resultaat te komen.

Dat resultaat moet, mijns inziens, niet (in eerste instantie) in bewijzen, onderbouwing en wetenschappelijk onderzoek gezocht worden. Dat is een aantal stappen te ver. De gebruikers/cliënten binnen CAM zijn immers al overtuigd van de werking en vragen niet om meer dan (werkende) hulp bij hun problematiek. Of een discipline werkt (bij hun specifieke probleem) merken ze in hun eigen lichaam en de verantwoording, onderbouwing of wetenschappelijk bewijs ervan laat ze volkomen koud.

Wat er dan wel nodig zou zijn, probeer ik hierna te verhelderen.

deel 3: Heeft CAM de potentie (ooit) volwassen te worden? Volwassenwording van het ondergeschoven kindje “CAM”

Beroepsgroepen

Een volgende stap is het bekijken van de beroepsgroepen die werkzaam zijn binnen het zogenaamde CAM-domein. Ongetwijfeld kan de lezer inmiddels zelf invullen dat daarin eenzelfde beeld ontstaat als ten aanzien van de behandelaars en de opleidingen. Grotendeels zijn weer dezelfde figuren toepasbaar als bij de bespreking van het CAM-domein en de CAM-opleidingen. Onder de beroepsgroepen zien we dezelfde verdeling in behandelaars met artsenvooropleiding en niet-arts-behandelaars. In mindere mate zien we specifieke beroepsgroepen per behandelvorm. Meerdere beroepsgroepen accepteren leden vanuit verschillende disciplines. Daar staat tegenover dat beroepsgroepen een scala aan randvoorwaarden verbinden aan het lidmaatschap en daarnaast veelal een aantal niveaus van lidmaatschap aanbieden. Per saldo geeft dit niet meer (zo niet: minder) helderheid dan de indeling in behandelaars en opleidingen al geeft.

Samenwerking onderling

Het vierde onderwerp is de onderlinge samenwerking tussen behandelaars. Opmerkelijk genoeg is van enige onderlinge samenwerking over het algemeen weinig merkbaar. Incidenteel werken enkele behandelaars samen, er bestaan zelfs enkele (grotere) groepspraktijken waarin behandelaars vanuit verschillende disciplines samenwerken. Echter: het doorverwijzen naar een behandelaar die beter past bij problematiek waarmee een cliënt zich meldt of voor de behandeling van delen van die problematiek komt maar weinig voor.

Niet in de laatste plaats doordat behandelaars uit een bepaalde discipline, nauwelijks weten wat een andere discipline kan beteken voor ‘hun’ cliënt. Teveel (althans in mijn ogen) proberen individuele behandelaars binnen hun eigen discipline problematiek op te lossen en kijken ze te weinig naar de mogelijkheden die andere disciplines bieden en wellicht beter zouden zijn voor hun cliënt of mogelijk de behandelduur/-intensiteit zouden kunnen verminderen.

Samenwerking met regulier

Hoewel, incidenteel, reguliere behandelaars (veelal artsen) patiënten doorverwijzen naar behandelaars binnen het CAM-domein, is dit zeker geen gemeengoed. Zoals CAM-behandelaars amper informatie hebben over de mogelijkheden binnen andere dan hun eigen discipline, is die kennis onder reguliere behandelaars doorgaans nog minder aanwezig. Daarbij komt uiteraard dat een regulier behandelaar niet gemakkelijk geneigd zal zijn een patiënt naar CAM door te verwijzen juist vanwege de verdeeldheid binnen dat domein.

Vanaf de zijde van CAM zien we te weinig dat de behandelaar, na afloop van een behandeling, en eventueel tussentijds, een rapportage stuurt aan de behandelend/doorverwijzend regulier arts of huisarts, om deze geïnformeerd te houden.

Maatschappelijke presentatie

Maatschappelijke presentatie valt uiteen in een aantal onderdelen die, vanwege de onderlinge verschillen, afzonderlijk beschouwd worden.

Presentatie behandelaar

De meeste beroepsverenigingen verbieden, terecht of onterecht, dat bij hen aangesloten behandelaars “reclame” maken. Een eigen website, vermelding bij de beroepsvereniging en mond-tot-mond-reclame is doorgaans de weg waarlangs cliënten zich melden. Doorverwijzing vanuit het reguliere circuit is te minimaal om een wezenlijk aandeel te leveren.

Kijkend naar de (betrouwbare) informatie richting maatschappij zien we, dat veelal prachtig ingerichte websites een keur aan informatie geven die echter onderling niet vergelijkbaar is en in veel gevallen elkaar bepaald niet aanvult, eerder tegenspreekt. Daarbij bekwamen veel behandelaars zich in een reeks van disciplines, elk naar gelang eigen behoefte, inzicht en de mate waarin deze de betreffende behandelaar aanspreekt. Deze worden (terecht op de website vermeld.

Op zich is daar niets op tegen maar het maakt wel dat (bijvoorbeeld) een homeopaat zelden uitsluitend homeopaat is maar daarnaast ook andere disciplines beoefend. Dit is uiteraard op allerlei disciplines van toepassing. Voor ‘het publiek’ ontstaat daardoor een onontwarbaar geheel van behandelaars die onvoldoende vergelijkbaar zijn en, doordat veelal de instituten waar de opleidingen zijn gevolgd enerzijds niet vermeld worden en anderzijds (als ze wel vermeld worden) onbekend zijn bij het publiek.

Presentatie beroepsgroep

Van het bestaan van beroepsgroepen is in de maatschappij doorgaans nog minder bekend. Aangezien veelal klachtafhandeling verloopt via de beroepsgroep, komt een cliënt daarmee pas in aanraking als er een reden tot klagen is. Natuurlijk hebben een aantal behandelaars informatie over ‘hun’ beroepsgroep in de wachtruimte beschikbaar maar de mate waarin die belangstelling opwekken bij de cliënten die wachten op behandeling is twijfelachtig.

Opmerkelijk genoeg zijn er verschillende beroepsgroepen die beroepsprofielen beschikbaar hebben voor bepaalde disciplines en daarmee een toelatingsbeleid hanteren. Ook hier geldt echter dat een profiel geen absolute voorwaarde is (behandelaars zouden een ander niveau lidmaatschap aan kunnen gaan) en niet alle beroepsgroepen hanteren dezelfde normering.

Presentatie opleiders

Opleiders presenteren zich breed aan de maatschappij. Via alle media is informatie beschikbaar over opleiders en de door hen beschikbaar gestelde opleidingen. Echter: aan normering, zodat opleidingen onderling vergeleken kunnen worden, ontbreekt het, evenals het ontbreekt aan een algemene koepel waar opleiders geregistreerd en gecontroleerd worden. Uiteraard bestaat de Federatie Opleiders Natuurlijke Geneeswijzen, FONG, maar registratie en of lidmaatschap is geenszins verplicht voor opleiders en het blijft de vraag wat de voordelen van lidmaatschap zouden zijn. Leden zijn derhalve volkomen vrijwillig lid.

Los hiervan, presenteren opleiders zich op basis van hun eigen oordeel over de aangeboden opleiding en zelden met vermelding van het gehele curriculum dat ze aanbieden. De wijze van studiepunten toekenning is veelal niet vermeld (evenals de opbouw, samenstelling en inhoud van het curriculum vaak ontbreekt) en in hoge mate wordt gestrooid met termen als hbo-opleiding, bacheloropleiding en zelfs masteropleiding, zonder dat controleerbaar is OF de opleiding daaraan voldoet (buiten de eigen beoordeling ervan) en compleet los van het gegeven dat deze opleiders helemaal niet het recht hebben een bachelor of een master getuigschrift af te geven (hetgeen is voorbehouden aan initiële en aangewezen opleiders).

In hoeverre een aangeboden ‘opleiding’ voldoet aan de normen vaneen ‘beroepsopleiding’(in deze zelf tot “zelfstandig beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg”) is volkomen onduidelijk.

Presentatie CAM

Jaarlijks vinden grote aantallen presentaties van het brede CAM-domein aan het publiek vinden plaats met een brede variatie aan doelstellingen maar het blijft de vraag in hoeverre ze werkelijk het publiek informeren.

Als gevolg van de verdeeldheid binnen het CAM-domein is binnen het domein nauwelijks geld beschikbaar voor presentaties. Zelfs voor de absoluut noodzakelijke vakliteratuur is te weinig geld beschikbaar. Het gevolg hiervan is, dat voor elke activiteit (of het nu een symposium of een vakblad is) sponsors gezocht moeten worden om de kosten te dekken. Veelal worden fabrikanten en leveranciers die zich richten op het CAM-domein om sponsoring gevraagd aangezien andere bronnen (zoals subsidies) veelal volkomen onbereikbaar zijn. Nadeel hiervan is, dat (volgens het principe ‘wie betaald, bepaald’) de onafhankelijke informatieverzorging in de verdrukking raakt. We zien zelfs dat in de afgelopen jaren meerdere activiteiten sponsoring ontvingen van instanties en andere spelers op zowel de CAM als de reguliere markt, waarbij die sponsors na korte tijd de doelstelling van de activiteit dermate gingen bepalen dat deze niet meer past in het CAM-domein en/of geen onafhankelijke standpunten meer in kan nemen.

Presentaties bedoeld voor de beroepsbeoefenaars zijn gedurende de afgelopen jaren genoodzaakt geworden, hun deuren steeds meer te openen voor het ‘leken’-publiek waardoor ofwel de presentatie zich te veel ging richten op het publiek en daarmee de beroepsbeoefenaar kwijt raakte ofwel door gericht te blijven op de beroepsbeoefenaar een verkeerd beeld presenteerde aan de leek.

deel 2: Heeft CAM de potentie (ooit) volwassen te worden? Volwassenwording van het ondergeschoven kindje “CAM”


CAM-domein

Vanaf de start van dit schrijven, ontstaat al een probleem. Immers: We ‘spreken’ over ‘het CAM-domein’ maar in hoeverre is dat terecht? Is het bedoelde CAM-domein wel een dusdanige eenheid dat het als geheel omschreven kan worden?

Te stellen valt, dat niets minder waar is (dat is een belangrijke reden voor het schrijven van dit stuk).

Zoals een ieder, betrokken bij CAM, uit eigen ervaring kan onderschrijven, zijn er weinig domeinen die zo verdeeld zijn als het CAM-domein. Deze verdeeldheid is niet eens, verbazingwekkend genoeg, voornamelijk ontstaan door invloeden van buiten het CAM-domein maar worden hardnekkig in stand gehouden door de eigen verdeeldheid en de wijze waarop binnen het domein onderscheid word gemaakt en ‘apartheid’ heerst.

Dat er daarnaast duidelijke invloeden van buiten het domein aanwijsbaar zijn (van uitsluiting van vergoeding via de zorgverzekeringen tot de farmaceutische industrie, de discriminatieve houding van een groot deel van de reguliere behandelaars en de anti-lobby die de interne apartheid graag in stand houdt) is daarin (mijns inziens) alleen een versterkende factor.

Het is de invloed van buitenaf die het CAM-domein constant aanzet tot ‘het gevecht’ en de pogingen zichzelf, ongeorganiseerd, naar buiten toe te verantwoorden en daardoor nog meer het CAM-domein afhoudt van waar ze zich op zou moeten richten: de cliënt en het verkrijgen van haar rechtmatige plaats binnen de gezondheidszorg.

Het CAM-domein wordt ‘bevolkt’ door een aantal groepen behandelaars (zowel CAM-behandelaars als ‘overigen’) in totaliteit aangeduid als ‘Behandelaars CAM-domein’: aan ratjetoe van werkenden in dit domein.


De eerste, en meest kenmerkende, verdeling betreft het splitsen van het CAM-domein wat behandelaars betreft in een subgroep CAM-artsen en een subgroep CAM-therapeuten die geen arts zijn. Daarnaast is ook nog een subgroep werkzaam die geen of onvoldoende beroepsopleiding hebben genoten (althans: als we daaraan een Hbo-norm voor beroepsopleidingen voor een zelfstandig werkend behandelaar koppelen) om ofwel in de groep CAM-artsen ofwel in de groep CAM-therapeuten te vallen of die een b

ehandelwijze aanbieden die niet valt onder de vijf stromingen die door de EU zijn gespecificeerd: Homeopathie, Natuurgeneeskunde, Oosterse geneeswijzen, Antroposofie en Lichaamgerichte behandelwijzen. Ik kom hier later op terug.

Als gevolg hiervan zijn drie CAM-subdomeinen ontstaan, zie afbeelding 1.

We mogen deze onderverdeling kenmerken als een splitsing naar vooropleiding waarbij de subgroep ‘Overige behandelaars’ bestaat uit een mengelmoes van ‘Complementair werkenden’ en een grote diffuse groep waarvan onduidelijk is op welk niveau zij zijn opgeleidt (als er überhaupt sprake is van opleiding). Eigenlijk bestaat er dus een verdeling in vier subgroepen, echter: voor de verdere bespreking van het CAM-domein worden alleen zelfstandig werkende behandelaars beschouwd (CAM-artsen en CAM-therapeuten) en worden alle overigen buiten beschouwing gelaten.


In figuur 1 is weergegeven, het aandeel CAM-artsen, CAM-therapeuten en Overige behandelaars, werkzaam binnen het CAM-domein. De weergave is niet gebaseerd op werkelijke cijfers maar slechts bedoeld als (visueel) hulpmiddel in deze bespreking. De figuur wekt wellicht de schijn, dat het aantal CAM-therapeuten aanzienlijk groter is dan het aantal Overige behandelaars. Leggen we echter als maatstaf minimaal een Hbo-(beroeps-)opleiding voor zelfstandig werkende behandelaars aan, dan zal later bij de bespreking van de opleidingen blijken, dat hoogstwaarschijnlijk deze verdeling omgekeerd zal zijn.




Hier zien we direct ook een beïnvloeding door externe oorzaken: zorgverzekeraars vergoeden in hoge mate behandelingen uitgevoerd door CAM-artsen, terwijl behandelingen door CAM-therapeuten in veel mindere mate en onder strengere condities vergoed worden. Bovendien is het CAM-therapeuten niet (of slechts tegen hoge kosten bij particuliere laboratoria) toegestaan, laboratoriumonderzoek aan te vragen (nog los van het gegeven dat voor veel laboratoriumondezoek bloed geprikt moet worden, hetgeen een zogenaamde ‘voorbehouden handeling’ is).


Hier blijft het echter niet bij, het betreft hier slechts een eerste verdeling van het CAM-domein. De verdeling gaat aanzienlijk verder (we laten vanaf hier de subgroep Overige behandelaars buiten beschouwing).

Uitgaande van de binnen Nederland (de EU en de rest van de wereld) geaccepteerde CAM- behandelwijzen (voor de helderheid van de figuren is een beperkte verdeling gemaakt), is nog een aanvullende onderverdeling ontstaan. Zie hiervoor figuur 2.



We zien namelijk na de onderverdeling van het CAM-domein in drie onderscheiden subdomeinen de onderverdeling in benaderwijze als subsubdomeinen terug. Het CAM-domein is, na verdeling in de subdomeinen ‘CAM-artsen’, ‘CAM-therapeuten’ en ‘overigen’ verdeeld in de subsubdomeinen ‘homeopathen’, ‘natuurgeneeskundigen’, enzovoort.

Waarom zijn deze als subsubdomeinen te beschouwen? Om maar een enkele reden: de samenwerking tussen deze beroepsgroepen (op zich al een vage term) is dermate minimaal, dat er overduidelijk sprake is van onderscheiden groepen die zich in meerdere mate zelfstandig profileren. In hoge mate timmeren deze groepen aan hun eigen weg, los van het grotere geheel dat CAM zou moeten zijn. Dat ook individuele en behandelwijze gerichte inspanningen ten goede kunnen komen aan het volwassen worden van CAM spreek ik niet tegen maar dat, gelijktijdig, door deze gerichte en op kleine schaal ingezette initiatieven het resultaat beperkt blijft waar het in samenwerking grotere initiatieven ontplooien mogelijk/waarschijnlijk meer resultaat oplevert, mag helder zijn.

Figuur 2 geeft nu een beeld van het CAM-domein dat nog steeds niet voldoet aan de realiteit. De werkelijkheid is vaak erger dan onze fantasie kan bedenken. De werkelijkheid wordt (meer) weergegeven door figuur 3.




Noot: De onderverdeling voor het 3e subdomein (de ‘overigen’) is hierin achterwege gelaten omdat dit subdomein in het verkrijgen van een werkelijk zinvolle plaats binnen de gezondheidszorg geen rol speelt en eigenlijk zo snel mogelijk moet worden opgeheven.


Niet alleen is in de loop der tijd een splitsing ontstaan als gevolg van de vooropleiding van de CAM-behandelaar. Aanvullend is splitsing ontstaan in behandelvormen die zich dan ook nog eens per vooropleiding op een eigen ‘eiland’ hebben teruggetrokken. De verschillende behandelvormen/disciplines communiceren onderling nauwelijks met elkaar, zelfs binnen een behandelvorm bestaat nauwelijks communicatie en/of uitwisseling. Bijgevolg zijn er (bij wijze van voorbeeld) twee onderscheiden homeopathen ontstaat: de homeopaat met een vooropleiding tot arts en de niet-arts-homeopaat.

Opleiding

Om een stap verder te gaan, kunnen precies dezelfde figuren gebruikt worden met betrekking tot de beschikbare opleidingen. Hierin beschouw ik uitsluitend de subdomeinen CAM-arts en CAM-therapeut aangezien het subdomein ‘overigen’ te weinig of geheel geen opleiding heeft om zich verantwoord zelfstandig behandelaar te kunnen noemen.

Wat betreft opleidingen, zien we eenzelfde verdeling in twee subdomeinen: de opleidingen voor artsen en de opleidingen voor niet-artsen. En ook daarin zien we weer de onderverdeling per subdomein naar behandelvorm.

Logisch, zou je zeggen, aangezien de behandelaars ook deze onderverdeling kennen. Natuurlijke is het logisch te nomen dat deze verdeling op meerdere niveaus zichtbaar is, maar niettemin is het belangrijk ze te benoemen. Door ze te benoemen worden ze helder en geeft het geheel een duidelijk beeld en kan een advies voor verbetering worden geformuleerd, te meer daar die adviezen specifiek gericht moeten zijn op de betreffende onderdelen en niet op het CAM-domein als geheel (dat immers, zoals blijkt, op dit moment niet bestaat).

Overigens wordt, om de verwarring nog groter te maken, voor CAM-behandelaars met een artsen vooropleiding (CAM-artsen) ook nog eens een volkomen onjuiste naamgeving in gebruik. Telkens weer zien we, dat gesproken wordt over homeopatisch-arts, arts voor natuurgeneeskunde, antroposofisch-arts, enzovoort. Niet alleen onjuist maar ook koren op de molens van de tegenstanders, de Vereniging tegen de Kwakzalverij voorop. De enige juiste benaming moet immers zijn: arts-homeopaat, arts-acupuncturist, arts-natuurgeneeskundige, arts-antroposoof, enzovoort. Voorop staat immers dat de betreffende behandelaar in eerste instantie ARTS is, dat is zijn basis: de CAM-behandelwijze die ingezet wordt is daarop (slechts) een aanvulling. Door gebruik te maken van een onjuiste benaming wordt de schijn gewekt dat de behandelaar een (bijvoorbeeld) homeopathieopleiding heeft gevolg (op academisch niveau) en daarin het artsen niveau heeft behaald. Dat dit onjuist is, zal helder zijn. De enige uitzonderingen op dit gebied, bij mijn weten, zijn de universitaire opleidingen in landen van herkomst voor TCM, Ayurveda en Tibetaanse geneeskunde.

deel 1: Heeft CAM de potentie (ooit) volwassen te worden? Volwassenwording van het ondergeschoven kindje “CAM”

Een ‘verkennend’ stuk over de mogelijkheden en onmogelijkheden dat CAM (in meest brede zin) ooit haar plaats kan innemen binnen de gezondheidszorg in Nederland.

Verantwoording
(Waarom dit stuk en wie zou er in geïnteresseerd zijn?)

Om het ‘waarom’ eerst te beantwoorden: Al heel wat jaren doen enorm veel mensen hun best om CAM ‘op de kaart’ te zetten en haar wel verdiende plaats binnen de gezondheidszorg veilig te stellen. Tot op heden met een redelijk, maar nog onvoldoende, effect. Delen van CAM worden (schoorvoetend) geaccepteerd door de reguliere zorgsector de zorgverzekeraars zonder dat daarbij CAM werkelijk een plaats krijgt en ingezet wordt door de zorgsector. Voor zover een CAM-interventie al voor vergoeding in aanmerking komt, wordt veelal het voorbehoud gemaakt dat deze uitgevoerd moet worden door een BIG-geregistreerd arts of door een CAM-therapeut aangesloten bij een bepaalde beroepsgroep, waarbij voor de keuze van het laatste de criteria volkomen onduidelijk zijn.

Vanuit mijn functioneren als CAM-therapeut, mijn samenwerking met diverse activisten voor opname van CAM in de gezondheidszorg en mijn kennis van (Hbo-)onderwijs, zie ik een scala van redenen waarom de effecten van alle inspanningen achterblijven en niet tot de gewenste resultaten leiden.

Omdat ik zelf ook al jaren bezig ben met het streven CAM haar plaats te laten krijgen en uiteindelijk te laten opgaan in een ‘Integrale Gezondheidszorg’ (het complement van alle vormen van gezondheidszorg zonder onderscheidt), vanwege eerdere stukken die ik over dit onderwerp (direct of zijdelings) het daglicht heb laten zien en niet in de laatste plaats ‘omdat toch iemand de kat de bel moet aanbinden’ zet ik hierbij mijn gedachten over dit onderwerp op papier. Op deze wijze hoop ik de (positieve) discussie weer op te starten en de belanghebbenden wakker te schudden in een poging op die wijze weer een doorstart te bewerkstelligen.

Wie er geïnteresseerd zou zijn in dit schrijfsel mag helder zijn: In ieder geval iedereen die CAM een warm hart toedraagt (behandelaars in de meest brede zin alsmede zorgverzekeraars) en de wens heeft hiervan vrijelijk gebruik te kunnen maken (gebruikers), conform de wet-BIG: zonder onderscheid. Dat laatste betekent dus integraal, dat de CAM-behandelwijzen een plaats moeten krijgen binnen de gezondheidszorg en binnen het vergoedingssysteem van de zorgverzekeraars. Dat daarvoor een aantal stappen moeten worden gezet mag helder zijn: daarom schrijf ik dit stuk.

Dat naast de voorstanders wellicht ook de tegenstanders een zekere interesse zullen hebben in dit schrijfsel is van ondergeschikt belang (alhoewel de ‘Kackadorisprijs’ van harte welkom is).

In eerste instantie zal ik, ten behoeve van het begrip van het geschrevene, een aantal definities van termen die ik gebruikt heb voor dit schrijfsel kort toelichten.

Daarna beschrijf ik achtereenvolgens het CAM-domein, de CAM-opleidingen, de CAM-beroepsgroepen, de samenwerking en de maatschappelijke presentatie van CAM. Tot slot zal ik trachten, aan dat alles een conclusie te verbinden.

Definities

Persoonlijk spreek ik liever van ‘Complementary and Additive Medicine’ in plaats van ‘Complementary and Alternative Medicine’, omdat dit meer in overeenstemming met de werkelijkheid is. De term ‘Alternative’ doet

- enerzijds immers teveel denken aan ‘alternatief’ in de zin van ‘het alternatieve’ als zijnde een wat zweverige en zonder enige basis geformuleerde groep van benader-/behandelwijzen en

- anderzijds als zijnde ‘een alternatief’ als in ‘een complete vervanging voor iets anders

wat in beide gevallen geen recht doet aan het domein. Aangezien de reguliere geneeskunde (terecht of onterecht, dat is hier irrelevant) is geaccepteerd als maatgevend, de eerste lijn, de belangrijkste en zelfs als de (schijnbaar) op de wetenschap gebaseerde geneeskunde als in ‘Evidence Based’, blijft (vooralsnog) het CAM-domein hooguit ‘aanvullend’ (additief) en (volgens de mening van velen inclusief mijzelf) de geneeskunde als totaliteit ‘geheel makend’ (complementair). Dat het werkelijk geheel Evidence Based zijn van de reguliere geneeskunde eenvoudig kan worden weerlegd is hierin verder van weinig belang (hoewel wel een opmerkelijk detail).

In de navolgende definities, wordt de begrippen, de daarachter opgenomen betekenis toegekend. Deze betekenis heeft uitsluitend de status dat ik die persoonlijk en voor dit stuk hanteer maar heeft daarmee geen officiële betekenis.

Gezondheidszorg’ het geheel van behandelaars die, op welke wijze dan ook, behandeling aanbiedt ter behoud of verbetering van de gezondheid i.c. het oplossen van problematiek (in welke zin dan ook) NB: Voor dit stuk worden uitsluitend ‘behandelaars beschouwd (inclusief trainers, coaches, enzovoort) voor zover deze hun activiteiten richten op behoud/verbetering van gezondheid en/of behandeling tijdens lichamelijk, geestelijk of spiritueel ongemak. ‘Verzorgenden’ worden buiten deze beschouwing gelaten.

Reguliere gezondheidszorg’ het geheel van behandelaars en behandelvormen zoals deze worden gedoceerd aan de universiteiten en (voor wat een aantal paramedische beroepen betreft) aan hogescholen, vallend binnen de termen van de wet-BIG (BIG-registratie) welke in hoge mate in aanmerking komt voor vergoeding via de reguliere zorgverzekeringen (voor dit stuk uitgezonderd de beroepsgroepen ‘verzorgenden’).

Niet-reguliere gezondheidszorg’ het geheel van behandelaars en behandelvormen die niet (of nauwelijks) worden gedoceerd aan een universiteit of hogeschool i.c. welke geen erkenning vinden binnen de wet-BIG. Deze noemer beschrijft de gezondheidszorg aangeduid als ‘CAM’

CAM’ het geheel van niet-reguliere gezondheidszorg dat omschreven is i.c. valt binnen ‘Complementary and Additive Medicine’ en dat door de EU als dusdanig als geheel van niet-reguliere behandelwijzen beschouwd wordt, onderverdeeld in een vijftal hoofdstromen (Homeopathie, Natuurgeneeskunde, Oosterse geneeswijzen, Antroposofie en Lichaamgerichte behandewlijzen).

CAM-domein’ het gehele gebied van behandel- en benaderwijzen dat zich richt op de gezondheidszorg (in de meest brede zin van dat begrip) maar valt buiten de reguliere gezondheidszorg.

CAM-behandelwijze’ een behandelwijze volgens een van de disciplines die valt onder het CAM-domein en gebaseerd is op de daarbij behorende achterliggende benaderwijze/denkwijze.

CAM-arts’ arts die een CAM-behandelwijze integreeert in de artsenpraktijk (de term ‘alternatief-arts’, ‘natuur-arts’ en meer van dat fraais vind ik dermate zonderling en strijdig, dat ik die in het geheel niet wens te gebruiken) of zich uitsluitend daarop richt na de artsenstudie.

CAM-therapeut’ een niet-arts die zich bezig houden met CAM-interventies (dit ter onderscheiding van andere therapeuten en andere (para-)medici uit de reguliere zorg zoals fysiotherapeuten, psychotherapeuten, e.d. die zich juist niet bezig houden met CAM-interventies) met (minimaal) een Hbo-(beroeps)opleiding en daarom te omschrijven als zelfstandig werkend CAM-behandelaar.

CAM-behandelaar’ een CAM-arts of CAM-therapeut (zonder onderscheid) met een beroepsopleiding op tenminste Hbo-niveau.

Overige behandelaars’ behandelaars werkzaam onder de vlag van het CAM-domein in een stroming (behandelwijze) die niet valt onder een van de vijf EU-erkende stromingen danwel behandelaars die geen enkele opleiding, slechts een cursus of een Mbo-beroepsopleiding heeft genoten en daarom niet kan worden gekenmerkt als een ‘zelfstandig werkend CAM-therapeut’ (deze laatste wordt aangeduid als ‘Complementair werkende’).

Complementair werkende’ behandelaar binnen het CAM-domein, geen arts zijnde, met een (beroeps-)opleiding op Mbo-niveau en daarom niet te kenmerken als zelfstandig werkend therapeut. De Complementair werkende werkt, in principe, altijd onder toezicht/in opdracht van een CAM-therapeut of CAM-arts aan/voor deelgebieden van behandelingen.

Behandelaars CAM-domein’ alle behandelaars (terecht of onterecht) werkzaam binnen het CAM-domein.