woensdag 6 april 2011

Onderwijs: probleem en oplossing (deel 4)

DEEL 4

Vervolg op de eerdere delen 1 (Visie op leren), 2 (Oplossing problemen onderwijs) en 3 (Snel ingrijpen), waarin mijn visie op onderwijs, de oplossing van de problemen en de noodzaak tot snel ingrijpen zijn beschreven.

In vervolg op voorgaande stukken, is het wel aardig de gebruikte titulatuur binnen het onderwijs eens 'tegen het licht' te houden. Naar mijn mening, zoals ik hierna zal toelichten, zijn de titels verbonden aan het moderne leraar-zijn minder dan lading dekkend.

Titulatuur in het onderwijs

De term ‘onder-wijzer’ geeft ofwel aan dat iemand ‘van boven’ niet wijzer is, hetgeen hem automatisch ongeschikt maakt als ‘leraar’. Dit, tenzij hetgeen onderwezen wordt uitsluitend met het ‘onderste’ deel te maken heeft of aangeeft dat de ‘onder-wijzer’ slechts ‘onder’ het eigen niveau kennis deelt. In de laatste vorm betekend dit, dat de onder-wijzer’ de ‘leerling’ niet geeft waar deze recht op heeft, namelijk zo mogelijk ‘alles’ dat de ‘leraar’ hem kan bieden.

De ‘leraar’ is in deze slechts een hiĆ«rarchische titel die aangeeft dat de persoon in kwestie het niveau van de eigen ‘leraar’ zover heeft behaald of benadert dat deze persoon daar ‘uitge-leerd’ is en zelf ‘leerlingen’ kan gaan onderwijzen. Per definitie kan iedereen een leraar zijn.

Een ‘docent’ is in dit kader slechts iemand die ‘doceert’, ofwel verteld wat hij kwijt wil zonder daarbij de behoefte van de ‘leerling’ in het proces te betrekken. Wellicht hoopt de ‘docent’ de nieuwsgierigheid van de ‘leerling’ aan te wakkeren en vragen bij hem op te roepen maar het is de vraag of hij in die opzet slaagt zonder afstemming.

Een ‘hoog-leraar’ kunnen we dan alleen maar zien als een ‘leraar’ die ‘hoog’ staat in niveau. Waarbij de vraag rijst wie dat bepaald en ten opzichte waarvan die ‘hoog-stand’ bepaald wordt. Zelfs roept het de vraag op, of hier sprake is van een afbakening van niveau, standpunt, kennis of hoogte. Ten slotte kan hier sprake zijn van een persoon die zich op basis van de eigen opleiding voor staat op het ‘hoger-staan’. Een houding die in een leerproces waarin afstemming noodzakelijk is, zie mijn visie op leren, vooraf al funest is.

Op basisschool-niveau zien we soms nog leerlingen instinctief verwijzen naar het ‘oude’ en ‘originele’ leraarschap als zij hun onderwijzer met ‘meester’ aanspreken. Het was immers origineel zo dat een ‘leerling’ een ‘leraar’ uitzocht om daar ‘in de leer’ te gaan. In deze samenhang verwijst dan ‘meester’ naar ‘de proeve van bekwaamheid afgelegd hebbend’. In deze situatie was geen sprake van dwang of ‘plicht’ maar vormde de ‘behoefte’ te ‘leren’ de motivatie. Deze ‘meester’ probeerde dan zijn kennis en kunde over te dragen op de ‘leerling’ zodat ook deze de ‘meester-titel’ kon behalen en op zijn beurt weer een ‘leerling’ onderwijzen. In deze ‘meester’-‘leerling’-verbinding werden beiden wijzer (qua kennis en vaak ook financieel).

Bevreemdend is het, dat in hoger en universitair onderwijs steeds vaker uitsluitend gezocht wordt naar academisch geschoolden om de taak van ‘leraar’ op zich te nemen. Veel onderwijsinstellingen gaan zelfs zover, alleen academisch geschoolden als ‘echte docent/hoogleraar’ te zien.

Hieraan gaat de vooronderstelling vooraf dat personen die zelf een hogere scholing hebben gevolgd, vanuit die achtergrond automatisch in staat zouden zijn anderen te onderwijzen. Een vooronderstelling die onjuist en onhoudbaar is, omdat hierin geen rekening wordt gehouden met de mogelijkheid zich af te stemmen op de ‘leerling’ en, minimaal even belangrijk, het vermogen om informatie ‘omlaag te transformeren’ naar het niveau van de ‘leerling’ zodat deze de informatie ook daadwerkelijk kan opnemen / integreren. Ook vanuit ander oogpunt is de stelling onhoudbaar: een ieder die kennis bezit, dat is dus iedereen, bereid is die te ‘delen’, ‘leren’ aan, bereid is zelf te leren (‘leren’ van) en de kans grijpt dit in de praktijk toe te passen, is zonder uitzondering te beschouwen als ‘leraar’. Zo zijn ouders te zien als ‘leraar’ van hun kind, broertjes en zusjes ten opzichte van hun (jongere) broertjes en zusjes, vriendjes en vriendinnetjes ten opzichte van elkaar, enzovoort enzovoort. Ontkenning van deze ‘leerovereenkomsten’ komt overeen met ontkenning van de ontwikkeling van mensen in het algemeen en de mensheid in het bijzonder.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten