donderdag 7 april 2011

deel 2: Heeft CAM de potentie (ooit) volwassen te worden? Volwassenwording van het ondergeschoven kindje “CAM”


CAM-domein

Vanaf de start van dit schrijven, ontstaat al een probleem. Immers: We ‘spreken’ over ‘het CAM-domein’ maar in hoeverre is dat terecht? Is het bedoelde CAM-domein wel een dusdanige eenheid dat het als geheel omschreven kan worden?

Te stellen valt, dat niets minder waar is (dat is een belangrijke reden voor het schrijven van dit stuk).

Zoals een ieder, betrokken bij CAM, uit eigen ervaring kan onderschrijven, zijn er weinig domeinen die zo verdeeld zijn als het CAM-domein. Deze verdeeldheid is niet eens, verbazingwekkend genoeg, voornamelijk ontstaan door invloeden van buiten het CAM-domein maar worden hardnekkig in stand gehouden door de eigen verdeeldheid en de wijze waarop binnen het domein onderscheid word gemaakt en ‘apartheid’ heerst.

Dat er daarnaast duidelijke invloeden van buiten het domein aanwijsbaar zijn (van uitsluiting van vergoeding via de zorgverzekeringen tot de farmaceutische industrie, de discriminatieve houding van een groot deel van de reguliere behandelaars en de anti-lobby die de interne apartheid graag in stand houdt) is daarin (mijns inziens) alleen een versterkende factor.

Het is de invloed van buitenaf die het CAM-domein constant aanzet tot ‘het gevecht’ en de pogingen zichzelf, ongeorganiseerd, naar buiten toe te verantwoorden en daardoor nog meer het CAM-domein afhoudt van waar ze zich op zou moeten richten: de cliënt en het verkrijgen van haar rechtmatige plaats binnen de gezondheidszorg.

Het CAM-domein wordt ‘bevolkt’ door een aantal groepen behandelaars (zowel CAM-behandelaars als ‘overigen’) in totaliteit aangeduid als ‘Behandelaars CAM-domein’: aan ratjetoe van werkenden in dit domein.


De eerste, en meest kenmerkende, verdeling betreft het splitsen van het CAM-domein wat behandelaars betreft in een subgroep CAM-artsen en een subgroep CAM-therapeuten die geen arts zijn. Daarnaast is ook nog een subgroep werkzaam die geen of onvoldoende beroepsopleiding hebben genoten (althans: als we daaraan een Hbo-norm voor beroepsopleidingen voor een zelfstandig werkend behandelaar koppelen) om ofwel in de groep CAM-artsen ofwel in de groep CAM-therapeuten te vallen of die een b

ehandelwijze aanbieden die niet valt onder de vijf stromingen die door de EU zijn gespecificeerd: Homeopathie, Natuurgeneeskunde, Oosterse geneeswijzen, Antroposofie en Lichaamgerichte behandelwijzen. Ik kom hier later op terug.

Als gevolg hiervan zijn drie CAM-subdomeinen ontstaan, zie afbeelding 1.

We mogen deze onderverdeling kenmerken als een splitsing naar vooropleiding waarbij de subgroep ‘Overige behandelaars’ bestaat uit een mengelmoes van ‘Complementair werkenden’ en een grote diffuse groep waarvan onduidelijk is op welk niveau zij zijn opgeleidt (als er überhaupt sprake is van opleiding). Eigenlijk bestaat er dus een verdeling in vier subgroepen, echter: voor de verdere bespreking van het CAM-domein worden alleen zelfstandig werkende behandelaars beschouwd (CAM-artsen en CAM-therapeuten) en worden alle overigen buiten beschouwing gelaten.


In figuur 1 is weergegeven, het aandeel CAM-artsen, CAM-therapeuten en Overige behandelaars, werkzaam binnen het CAM-domein. De weergave is niet gebaseerd op werkelijke cijfers maar slechts bedoeld als (visueel) hulpmiddel in deze bespreking. De figuur wekt wellicht de schijn, dat het aantal CAM-therapeuten aanzienlijk groter is dan het aantal Overige behandelaars. Leggen we echter als maatstaf minimaal een Hbo-(beroeps-)opleiding voor zelfstandig werkende behandelaars aan, dan zal later bij de bespreking van de opleidingen blijken, dat hoogstwaarschijnlijk deze verdeling omgekeerd zal zijn.




Hier zien we direct ook een beïnvloeding door externe oorzaken: zorgverzekeraars vergoeden in hoge mate behandelingen uitgevoerd door CAM-artsen, terwijl behandelingen door CAM-therapeuten in veel mindere mate en onder strengere condities vergoed worden. Bovendien is het CAM-therapeuten niet (of slechts tegen hoge kosten bij particuliere laboratoria) toegestaan, laboratoriumonderzoek aan te vragen (nog los van het gegeven dat voor veel laboratoriumondezoek bloed geprikt moet worden, hetgeen een zogenaamde ‘voorbehouden handeling’ is).


Hier blijft het echter niet bij, het betreft hier slechts een eerste verdeling van het CAM-domein. De verdeling gaat aanzienlijk verder (we laten vanaf hier de subgroep Overige behandelaars buiten beschouwing).

Uitgaande van de binnen Nederland (de EU en de rest van de wereld) geaccepteerde CAM- behandelwijzen (voor de helderheid van de figuren is een beperkte verdeling gemaakt), is nog een aanvullende onderverdeling ontstaan. Zie hiervoor figuur 2.



We zien namelijk na de onderverdeling van het CAM-domein in drie onderscheiden subdomeinen de onderverdeling in benaderwijze als subsubdomeinen terug. Het CAM-domein is, na verdeling in de subdomeinen ‘CAM-artsen’, ‘CAM-therapeuten’ en ‘overigen’ verdeeld in de subsubdomeinen ‘homeopathen’, ‘natuurgeneeskundigen’, enzovoort.

Waarom zijn deze als subsubdomeinen te beschouwen? Om maar een enkele reden: de samenwerking tussen deze beroepsgroepen (op zich al een vage term) is dermate minimaal, dat er overduidelijk sprake is van onderscheiden groepen die zich in meerdere mate zelfstandig profileren. In hoge mate timmeren deze groepen aan hun eigen weg, los van het grotere geheel dat CAM zou moeten zijn. Dat ook individuele en behandelwijze gerichte inspanningen ten goede kunnen komen aan het volwassen worden van CAM spreek ik niet tegen maar dat, gelijktijdig, door deze gerichte en op kleine schaal ingezette initiatieven het resultaat beperkt blijft waar het in samenwerking grotere initiatieven ontplooien mogelijk/waarschijnlijk meer resultaat oplevert, mag helder zijn.

Figuur 2 geeft nu een beeld van het CAM-domein dat nog steeds niet voldoet aan de realiteit. De werkelijkheid is vaak erger dan onze fantasie kan bedenken. De werkelijkheid wordt (meer) weergegeven door figuur 3.




Noot: De onderverdeling voor het 3e subdomein (de ‘overigen’) is hierin achterwege gelaten omdat dit subdomein in het verkrijgen van een werkelijk zinvolle plaats binnen de gezondheidszorg geen rol speelt en eigenlijk zo snel mogelijk moet worden opgeheven.


Niet alleen is in de loop der tijd een splitsing ontstaan als gevolg van de vooropleiding van de CAM-behandelaar. Aanvullend is splitsing ontstaan in behandelvormen die zich dan ook nog eens per vooropleiding op een eigen ‘eiland’ hebben teruggetrokken. De verschillende behandelvormen/disciplines communiceren onderling nauwelijks met elkaar, zelfs binnen een behandelvorm bestaat nauwelijks communicatie en/of uitwisseling. Bijgevolg zijn er (bij wijze van voorbeeld) twee onderscheiden homeopathen ontstaat: de homeopaat met een vooropleiding tot arts en de niet-arts-homeopaat.

Opleiding

Om een stap verder te gaan, kunnen precies dezelfde figuren gebruikt worden met betrekking tot de beschikbare opleidingen. Hierin beschouw ik uitsluitend de subdomeinen CAM-arts en CAM-therapeut aangezien het subdomein ‘overigen’ te weinig of geheel geen opleiding heeft om zich verantwoord zelfstandig behandelaar te kunnen noemen.

Wat betreft opleidingen, zien we eenzelfde verdeling in twee subdomeinen: de opleidingen voor artsen en de opleidingen voor niet-artsen. En ook daarin zien we weer de onderverdeling per subdomein naar behandelvorm.

Logisch, zou je zeggen, aangezien de behandelaars ook deze onderverdeling kennen. Natuurlijke is het logisch te nomen dat deze verdeling op meerdere niveaus zichtbaar is, maar niettemin is het belangrijk ze te benoemen. Door ze te benoemen worden ze helder en geeft het geheel een duidelijk beeld en kan een advies voor verbetering worden geformuleerd, te meer daar die adviezen specifiek gericht moeten zijn op de betreffende onderdelen en niet op het CAM-domein als geheel (dat immers, zoals blijkt, op dit moment niet bestaat).

Overigens wordt, om de verwarring nog groter te maken, voor CAM-behandelaars met een artsen vooropleiding (CAM-artsen) ook nog eens een volkomen onjuiste naamgeving in gebruik. Telkens weer zien we, dat gesproken wordt over homeopatisch-arts, arts voor natuurgeneeskunde, antroposofisch-arts, enzovoort. Niet alleen onjuist maar ook koren op de molens van de tegenstanders, de Vereniging tegen de Kwakzalverij voorop. De enige juiste benaming moet immers zijn: arts-homeopaat, arts-acupuncturist, arts-natuurgeneeskundige, arts-antroposoof, enzovoort. Voorop staat immers dat de betreffende behandelaar in eerste instantie ARTS is, dat is zijn basis: de CAM-behandelwijze die ingezet wordt is daarop (slechts) een aanvulling. Door gebruik te maken van een onjuiste benaming wordt de schijn gewekt dat de behandelaar een (bijvoorbeeld) homeopathieopleiding heeft gevolg (op academisch niveau) en daarin het artsen niveau heeft behaald. Dat dit onjuist is, zal helder zijn. De enige uitzonderingen op dit gebied, bij mijn weten, zijn de universitaire opleidingen in landen van herkomst voor TCM, Ayurveda en Tibetaanse geneeskunde.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten